OOGGETUIGEN

Recent werd in de zaak rond de moord op de Zweedse minister Lindh weer eens duidelijk hoe belangrijk ooggetuigen zijn. Maar helaas ook hoe ze zich kunnen vergissen.

Er was een verdachte aangehouden op basis van getuigen die hem van een foto meenden te herkennen. Niet lang daarna bleek dat deze man toch niet de dader kon zijn. Ook in het Nederlandse strafproces wordt voor zowel deopsporing van verdachten als het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd gebruik gemaakt van identificatie van een dader door middel van ooggetuigen.

Soms geschiedt dit door de ooggetuige foto's te tonen en soms door de getuige met de verdachte in levende lijve te confronteren, via een zogenaamde spiegelconfrontatie. Als de verdachte alleen voor de spiegel wordt geleid, wordt dat een enkelvoudige confrontatie genoemd. Gaat het om het confronteren van een getuige met meerdere personen tegelijk op een rij, dan wordt dat een meervoudige confrontatie genoemd, of Oslo-confrontatie.

In Amerikaanse films is dat meestal wat we zien (6 op een rij), maar in Nederland wordt meestal gewerkt met de enkelvoudige confrontatie. Dit om redenen van tijd en kosten. Uit diverse onderzoeken is in het verleden echter al gebleken dat er met name bij die enkelvoudige confrontaties ten onrechte mensen als verdachte werden "herkend" terwijl achteraf bleek dat ze niet de gezochte persoon waren. Dit kan ook gebeuren als de ooggetuige naar eer en geweten handelt en dus oprecht denkt iemand te herkennen.

Door psychologen is aangetoond dat dit ten eerste te maken heeft met de scherpheid waarmee verschillende mensen iets waarnemen. Dit hangt weer samen met de vraag of iemand al aanzag komen dat er iets bijzonders ging gebeuren en de mate van stress die tijdens het zien van een gebeurtenis optreedt. Ten tweede is aangetoond dat het geheugen verraderlijk kan zijn. Door tijdsverloop sinds het zien van iets en het zien van berichten over die gebeurtenis op televisie, kan de herinnering van iemand vermengd raken met datgene wat hij of zij erbij redeneert en wat anderen zeggen. Ook het praten met andere getuigen kan maken dan herinneringen vermengd raken met informatie van anderen.

Dit alles zijn menselijke factoren die moeilijk te achterhalen zijn. Ze maken slechts dat er altijd voorzichtig met herkenningen moet worden omgegaan. Een derde factor waarvan is aangetoond dat die van belang is op de juistheid van een herkenning is wel te toetsen. Het betreft hier de wijze waarop de politie de getuige confronteert met de verdachte c.q. met de te herkennen persoon. Indien de politie bij het confronteren via de spiegel bijvoorbeeld aanvullende informatie geeft over de persoon die gezien wordt, dan kan dit maken dat de getuige eerder denkt dat "hij het wel zal zijn".

Dit zeker als de persoon qua uiterlijk lijkt op degene die hij heeft gezien. Omgekeerd is om dezelfde reden van belang dat de getuige duidelijk wordt gemaakt dat het niet zeker is, dat de getoonde persoon ook de persoon is die als verdachte wordt aangemerkt. Indien het om meervoudige spiegelconfrontaties gaat kan er worden gedacht aan het zoveel mogelijk gebruiken van andere personen die sterk passen bij het signalement dat de getuige heeft gegeven.

Ook dienen zij kleding gelijk aan die van de verdachte persoon te dragen. Door deskundigen, zoals professor Wagenaar, maar ook de Recherche Advies Commissie van de politie (RAC) zijn er regels opgesteld waaraan een betrouwbare confrontatie van ooggetuigen met een verdachte zouden moeten voldoen. Dit om het risico van onjuiste herkenningen te verkleinen.

Nu is het vreemde dat deze regels niet in de wet zijn opgenomen. Bovendien heeft onze hoogste rechter (de Hoge Raad) uitgemaakt dat het herkennen van een verdachte door een ooggetuige bij een enkelvoudige confrontatie gewoon voor het bewijs mag meewerken. Alleen als de advocaat in het proces met een gemotiveerd verweer komt dat de wijze van confrontatie onverenigbaar is met een eerlijke procesvoering, dan moet de rechter op dat verweer gemotiveerd reageren. Om die reden zijn de regels die deskundigen en RAC hebben geformuleerd van belang en is er een schone taak voor de advocaat weggelegd in ieder proces waarin er ooggetuigen zijn. Indien veel van de geformuleerde regels zijn geschonden is de kans op succes voor de verdachte groter. Maar het risico van onterechte herkenningen en daarmee onterechte veroordelingen zal altijd blijven, zeker indien de enkelvoudige confrontaties onverkort voor het bewijs gebruikt worden.

Daar verandert ook een goede strafpleiter niets aan.

Column  Mr. Ester